The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Uit de Vishnoe Poeraana

In deVishnoe Poeraana (Boek II, hoofdstukken XV en XVI) vind je de Ribhoe Gietaa, die op een humoristische manier illustreert wat gnyaana is:

Hoofdstuk XV van de Ribhoe Gietaa
De verblijfplaats van Poelastyawas in Vieranagara, een grote aantrekkelijke stad op de oevers van de Deviekaa. In een prachtig bos aan de rivier woonde de discipel van Ribhoe, Nidaagha(de zoon van Poelastya), die beslagen was in spirituele praktijken. Toen duizend goddelijke jaren waren verstreken, begaf Ribhoe zich naar de stad van Poelastya, om zijn discipel te bezoeken. Staande in het deurgat, op het einde van een offer aan de Vishvadevas, werd hij opgemerkt door zijn geleerde discipel, die zich haastte om hem het gebruikelijke aan te bieden. Nidaagha leidde hem binnen in huis en toen de handen en voeten van zijn gast waren gewassen en hij had plaats genomen, nodigde Nidaagha hem eerbiedig uit te eten.

Ribhoe: 'Zeg me, vermaarde brahmaan, welk voedsel ge in huis hebt, want ik houd niet van schamele spijzen.'

Nidaagha: 'Er zijn meelkoeken, gerst- en rijstkoeken en peulvruchten. Neem wat u bevalt, O eerbiedwaardige heer.'

Ribhoe zei: 'Niets van dit alles bevalt me. Geef me rijst gekookt met suiker, tarwekoeken en melk, yoghurt en stroop.'

Nidaagha zei: 'He vrouw, maak snel het beste en zoetste klaar wat we in huis hebben voor onze gast.'

Aldus toegesproken, maakte de vrouw van Nidaagha, gehoorzamend aan de bevelen van haar man, zoet en smakelijk voedsel klaar en zette het vóór de brahmaan neer; en Nidaagha, die vóór hem had gestaan tot hij klaar was met het maal dat hij had besteld, sprak hem eerbiedig toe.

Nidaagha zei: 'Hebt gij genoeg gegeten en met plezier, grote brahmaan? En putte uw geest tevredenheid uit het voedsel? Waar is uw huidige verblijfplaats? Waar gaat ge heen? En vanwaar, heilige heer, komt ge nu?'

Ribhoe zei: 'Een hongerig man, brahmaan, kan niet anders dan voldaan zijn na een maaltijd. Waarom zoudt ge vragen of mijn honger is gestild? Wanneer het element aarde wordt verschroeid door vuur wordt honger opgewekt en dorst ontstaat wanneer het lichaamsvocht werd opgeslorpt. Honger en dorst zijn functies van het lichaam en voldoening moet altijd worden verschaft door dat waardoor ze verdwenen, zodat honger en dorst niet langer nodig zijn. Plezier en tevredenheid zijn faculteiten van het intellect. Uw vraag heeft betrekking op de conditie van de geest, want de mens (het Zelf) wordt er niet door geraakt. Wat uw drie andere vragen betreft, waar ik verblijf, waar ik heenga en vanwaar ik kom, luister naar mijn antwoord. De mens (het Zelf) gaat overal heen en doordringt alles, zoals de ether, is het dan zinnig te vragen waar het is of waar het heengaat of vanwaar het komt?

Ik kom noch ga, evenmin is mijn verblijf in een of andere plaats, noch doet gij dat, noch anderen, noch ben ik ik. Als ge u afvraagt welk antwoord ik moet geven op uw vraag waarom ik een onderscheid maakte tussen zoet en ongezoet voedsel, dan krijgt ge nu mijn uitleg. Wat is er dat echt zoet of niet zoet is voor iemand die een maal nuttigt? Wat zoet is, is niet langer zoet zodra het punt van verzadiging werd bereikt. En wat niet zoet is, wordt zoet zodra men gedreven door honger zich inbeeldt dat het zoet is. Welk voedsel is aangenaam in het begin, het midden en op het einde?

Een huis gemaakt van klei wordt verstevigd met een nieuwe laag klei, zo wordt dit aardse lichaam ondersteund door aardedelen, en gerst, tarwe, peulvruchten, boter, olie, melk, yoghurt, stroop, fruit en dergelijke zijn samengesteld uit aardeatomen. Het moet door u dan ook worden begrepen dat de geest die er juist over oordeelt of iets zoet of niet zoet is, doordrongen is van de notie van identiteit (Zelfbewustzijn) en dat dit effect van identiteit leidt tot verlossing.'

Na deze woorden, die het zegel droegen van de essentie van de Ultieme Waarheid, gehoord te hebben viel Nidaagha aan de voeten van zijn gast en zei: "Wees me welgezind, O glorierijke brahmaan, en zeg me wie het is die voor mijn welzijn hierheen kwam en door wiens woorden de begoocheling van mijn geest verdween.'

Hierop antwoordde Ribhoe: 'Ik ben Ribhoe, uw leraar (aachaarya), hierheen gekomen om u de ware wijsheid te brengen en nu ik u verklaarde wat dat is, vertrek ik weer. Weet dat dit hele heelal één onverdeeld Bewustzijn (Paramaatma) is, Vaasoedeva genoemd.

Hoofdstuk XVI van de Ribhoe Gietaa
Na het verstrijken van nog eens duizend goddelijke jaren, begaf Ribhoezich nogmaals naar de stad waar Nidaagha woonde om hem verder te onderrichten in ware wijsheid. Toen hij de stad naderde, zag hij een prins die de stad binnenging samen met een schitterend gevolg en zijn discipel die veraf stond en de menigte vermeed, zijn keel verschrompeld door het vasten en met in zijn handen brandhout en heilig gras, dat hij in het struikgewas had gesprokkeld. Ribhoeging naar hem toe, groette hem eerbiedig en vroeg hem waarom hij zo veraf stond.

Nidaagha antwoordde: 'Er is een grote menigte ter gelegenheid van het bezoek van de koning aan de stad en ik sta hier ver van de drukte.'

'Zeg me, uitstekende brahmaan,' zei Ribhoe, 'want ik geloof dat ge wijs zijt, wie is de koning en wie zijn de andere mensen?'

'De koning', antwoordde Nidaagha, 'is degene die op de olifant zit. De anderen zijn de dienaren.'

'Ge toont me', merkte Ribhoe op, 'de olifant en de koning zonder bijzonderheden te geven om ze te kunnen onderscheiden. Zeg me, waarde heer, is er een verschil tussen hen? Want ik wens te weten wie de koning en wie de olifant is.'

'De olifant', antwoordde Nidaagha 'is vanonder, de koning is vanboven. Wie kent het verschil niet, O brahmaan, tussen dat wat draagt en dat wat wordt gedragen?'

Hierop antwoordde Ribhoe: 'Verklaar het me toch maar. Wat wordt bedoeld met vanonder en wat met vanboven?'

Nidaagha sprong bovenop Ribhoe en zei: 'Hier is mijn antwoord op uw vraag: ik ben vanboven en gij zijt vanonder, zoals de olifant.'

'Gij zijt dus de koning en ik ben de olifant', zei Ribhoe, 'maar zeg me nu wie is ik en wie is gij?'

Toen Nidaaghadeze woorden hoorde, viel hij terstond aan de voeten van de vreemdeling en zei: 'U bent waarlijk mijn heilige leraar Ribhoe, niemands geest is zo doordrongen van de doctrine van eenheid. Ik weet dan ook met zekerheid dat gij het zijt.' Hierop antwoordde Ribhoe: 'Ik ben uw leraar, Ribhoe, die tevreden over de plichtvolle aandacht die hem werd geschonken, tot Nidaaghais gekomen om hem te onderrichten. Met dit doel heb ik u kort ingewijd in de goddelijke waarheid, waarvan de essentie de non-dualiteit van alles is.'

Nadat hij aldus had gesproken, vertrok Ribhoe, zijn discipel, diep onder de indruk van de instructies en met geloof in de eenheid, achterlatend. Hij zag voortaan alle wezens als gelijk aan hemzelf en volmaakt in heilige kennis bereikte hij de uiteindelijke verlossing.

Hiermee eindigt het uittreksel uit de Vishnoe Poeraana. Poeraanabetekent: wat oud, maar toch altijd jong is. Het werd vele eeuwen geleden geschreven door de wijze Vyaasa, maar de betekenis is nog altijd even actueel. Om het vorige kort samen te vatten: de geest moet worden ontdaan van zijn onzuiverheden, hij moet worden getraind en uiteindelijk moet men hem in Zelfverwerkelijking achter zich laten.